Er bestaan honderden Linux distributies. De financiële lat ligt namelijk laag. We praten immers over vrije software die gratis en voor niks verkrijgbaar is.
Het samenstellen van een Linux distributie vereist uiteraard een gedegen kennis van Linux, de nodige passie en als het even kan een originele invalshoek.
Als de basis dient een Linux kernel en de nodige accessoires. Vervolgens voeg je daar toepassingsprogramma’s aan toe. Zie daar, een Linux distributie is geboren.
Het grote aantal distributies is zowel een voordeel als een nadeel. Tot de voordelen behoort uiteraard de grote keuzevrijheid die je geniet bij het kiezen van een distro.
Voor iemand die niet bekend is met Linux, maar het wel eens wil proberen, is die grote keuzevrijheid echter een obstakel. Welke neem je?
Distrowatch, zoals de naam aangeeft, poogt ze allemaal te volgen. Je kunt Linux distributies vanuit verschillende gezichtspunten beoordelen en categoriseren.
In dit bericht zet ik de belangrijkste kenmerken op een rij in de hoop dat het jou helpt bij het selecteren van een geschikte distributie:
- Free versus non-free
- Community versus commercieel
- Conservatief versus innovatief
- Levensduur
- Desktops
- Oorsprong
- Pakketbheer
- Gebruiksgemak
- Populariteit
Zet je schrap, want het is nogal droge kost.
Free versus non-free
Een goed voorbeeld in deze context is Flash. Ook hoef je niet te betalen voor Flash, in termen van vrije software is Flash non-free. De auteursrechten van Flash behoren namelijk toe aan Adobe die de broncode geheim houdt.
Linux-distributies gaan op verschillende wijze om met non-free software.
Debian en Fedora behoren tot de vrije software puristen. Flash maakt dan ook geen deel uit van de standaardinstallatie van deze distributies. Uiteraard kun je Flash achteraf met enkele handelingen alsnog toevoegen.
Bij de installatie van Ubuntu en openSUSE moet je expliciet aangeven of je Flash wilt installeren. Als je dat doet wordt Flash netjes voor je geïnstalleerd.
Linux Mint is weer pragmatischer dan Ubuntu en gaat er van uit dat elke moderne PC gebruiker Flash gewoon wil hebben. Linux Mint installeert deze dan ook zonder daar verder een woord aan vuil te maken..
Het onderscheid free en non-free heeft dus niets met geld te maken, maar alles met de principes van vrije software.
Community versus commercieel
De meeste Linux-distributies kunnen gratis worden gedownload. Deze distro’s worden gemaakt en beheerd door groepen van gelijkgestemde techneuten. Meestal professionals die hier hun vrije tijd aan doneren. Vaak begint dit met één of enkele enthousiastelingen.
Bij Debian zijn bijna 1500 programmeurs en projectleiders betrokken die in een strikte hiërarchie opereren. Daarbij hanteert Debian strenge toelatingseisen voor nieuwe kandidaten. Met andere woorden, dit is een goed geoliede samenwerking van gedreven specialisten.
Naast de gratis distributies bestaan er ook commerciële varianten. Red Hat en SUSE leveren commerciële distributies die vooral aan grote bedrijven en organisaties worden geleverd. Niet alleen voor PC’s, maar bijvoorbeeld ook voor mainframes.
Beide kennen ook een gratis tegenhanger. Het community-zusje van SUSE is al genoemd; openSUSE. Red Hat is sponsor van Fedora. Fedora fungeert voor Red Hat als de kweekvijver. Ergens in de loop van dit kwartaal wordt Red Hat 7 verwacht dat gebaseerd zal zijn op Fedora 19.
De drijvende kracht achter Ubuntu is Canonical, een onderneming van Mark Shuttleworth – een voormalig ontwikkelaar van Debian. Met de lancering van het gebruikersvriendelijke Ubuntu is een belangrijke impuls gegeven aan Linux voor PC’s, zowel voor thuis als op kantoor.
De financieringsbronnen van community distributies zijn sponsoring, donaties en advertentie-inkomsten.
Conservatief versus innovatief
Je kunt ook een verdeling maken met aan de ene kant conservatieve distributies en aan de andere kant innovatieve. Red Hat en Debian behoren tot het conservatieve kamp. De conservatievelingen adopteren nieuwe technologieën langzaam, maar zijn daardoor stabieler.
Op elk moment bestaan er van Debian drie versies; unstable, testing en stable. De begrippen unstable en stable moeten hier niet letterlijk worden vertaald als onstabiel en stabiel, maar vooral worden geïnterpreteerd als dynamisch en statisch.
De code van programmapakketten in Debian unstable zijn nog volop aan verandering onderhevig, terwijl de code van pakketten in stable niet meer veranderd. Testing is een tijdelijk portaal waar wordt bepaald of een pakket inderdaad kan worden gepromoveerd naar stable. Een officiële Debian versie is altijd gebaseerd op programmapakketten uit stable.
Fedora en Ubuntu absorberen nieuwe ontwikkelingen sneller, maar worden daardoor iets meer geplaagd door bugs in de vorm van instabiliteit. Over het algemeen worden die bugs trouwens snel gerepareerd.
Conservatieve distributies gebruiken in de regel een oudere Linux kernel, terwijl innovatieve disto’s (nagenoeg) de laatste nemen.
Levensduur
Fedora komt ongeveer elke half jaar met een nieuwe versie. Een bepaalde versie wordt hooguit 13 maanden ondersteund; voor versie 19 worden tot één maand na de uitgave van versie 20 updates uitgebracht. Bij openSUSE is de levensduur ongeveer 18 maanden.
Ook Ubuntu komt twee keer per jaar, in april en oktober, met een nieuwe versie. De levensduur van een Ubuntu versie is onlangs verkort van 18 naar 9 maanden.
Debian en Red Hat, maar ook CentOS de community kloon van Red Hat, kennen een langere cycli. Debian komt ongeveer elke twee jaar uit met een nieuwe versie. Daarna wordt de voorganger nog een jaar lang ondersteunt. Een Debian versie heeft dus een levensduur van drie jaar. Bij Red Hat/CentOS loopt dit op naar 10 tot 13 jaar.
Een langere levensduur kent ook een nadeel; de meegeleverde toepassingsprogramma’s zijn vaak wat ouder. Bij Debian 7 wordt bijvoorbeeld nog steeds LibreOffice 3.5 geleverd, terwijl Linux Mint LibreOffice 4.1 installeert.
Ubuntu en Linux Mint komen elke twee jaar met een zogenaamde LTS-versie. LTS staat voor Long Term Support. Deze LTS-versies worden maar liefst vijf jaar lang voorzien van updates. De volgende LTS van Ubuntu staat voor aanstaande april op het programma. Linux Mint volgt in de regel ongeveer een maand na Ubuntu met een nieuwe versie.
Desktops
Het meest in het oog springende onderscheid is de toepassing van de grafische desktopomgeving. Ubuntu wordt geleverd met Unity. Kubuntu draait met KDE. Xubuntu maakt weer gebruik van Xfce. Ze behoren echter allemaal tot de Ubuntu familie.
Je kunt de desktop van een distro vergelijken met de carrosserie van een auto. Je favoriete merk kan een bepaald type leveren in uiteenlopende modellen; sedan, coupé, hatchback of station. Daaronder vind je echter dezelfde auto.
In het bericht De vele gezichten van Linux zet ik de belangrijkste gebruikersinterfaces op een rij.
Oorsprong
Neem je hun oorsprong als uitgangspunt, dan kun je het grote aantal Linux-distributies reduceren tot drie kampen: Debian, Red Hat en de onafhankelijken.
Zo is Ubuntu ontstaan uit Debian en Linux Mint – evenals 75 andere distributies – zijn weer gebaseerd op Ubuntu.
Fedora is geïnitieerd door Red Hat, terwijl nieuwe versies van Red Hat worden gebaseerd op Fedora. Daarnaast zijn nog 12 andere distro’s afgeleid van Red Hat en nog eens 21 van Fedora.
openSUSE, Arch, Gentoo en Slackware zijn voorbeelden van onafhankelijke distributies.
Dit soort gegevens kun je eenvoudig distilleren via de zoekpagina van Distrowatch Selecteer dan wel Linux als OS Type, zodat BSD, Solaris en enkele exotische besturingssystemen worden uitgesloten van je zoekopdracht.
Als je het hebt over de oorsprong van een distributie, dan zijn twee begrippen van belang; derivaat en fork (vork)
Linux Mint is een derivaat van Ubuntu. Linux Mint is immers afgeleid van Ubuntu. Bij een derivaat wordt een volgende uitgave weer gebaseerd op de bron distro. Linux Mint 15 was gebaseerd op Ubuntu 13.04 en Linux Mint 16 is weer gebaseerd op Ubuntu 13.10.
Een vork is een afsplitsing. Hierbij wordt voor de eerste versie van een nieuwe distributie de broncode van een bestaande distributie gebruikt. Daarna gaan echter beide hun eigen weg. Met elke nieuwe versie wordt de kloof tussen de originele distro en de vork groter.
Pakketbeheer
Linux-distributies kunnen ook worden ingedeeld naar package management. Pakketbeheer verwijst naar de manier waarop software door een distributie wordt beheerd. De meest gebruikte zijn:
- APT – Advanced Package Tool van Debian
- RPM – Red Hat Package Manger van Red Hat
Dit onderscheid kan voor een GNU/Linux-gebruiker van belang zijn. Bijvoorbeeld als je bepaalde non-free software wilt installeren. Stel je wil Google Chrome of Dropbox installeren. Je moet dan een keuze maken tussen een deb- of een rpm-bestand.
deb en rpm zijn in feite archiefbestanden net zoals zip-bestanden. Daarbij bevatten de deb en rpm-archieven ook instructies voor de package manager; hoe en waar installeren, details voor de snelkoppeling en dat soort zaken.
Gebruikt je Linux-distributie een andere package manager dan APT of RPM, dan moet een zip-bestand of een tarball (tar.gz) downloaden. Dit archiefbestand moet je dan uitpakken en handmatig installeren. Het komt ook voor dat een softwareleverancier alleen de mogelijkheid tot het downloaden van een zip-bestand biedt.

In de regel is het installeren van Linux-software echter een fluitje van een cent; je installeert die software rechtstreeks uit de repository van je distro. Een repository is een website waar de software ondersteund door de betreffende distributie beschikbaar is.
Voor een installatie heb je over het algemeen in elk geval twee opties; of via een terminal-venster (vergelijkbaar met een DOS-venster bij Windows), of via het controlepaneel van de grafische desktopomgeving zoals hierboven bij Linux Mint.
Gebruiksgemak
Tenslotte kun je de verschillende Linux-distributies ook onderscheiden naar de vereiste kennis van en ervaring met Linux. Voor het gemak maak ik een onderscheid naar drie gebruiksniveau’s:
- Beginner
- Ervaren
- Specialist
In principe kun je stellen dat Ubuntu en de Ubuntu derivaten het meest geschikt zijn als je nog geen ervaring hebt met Linux of zo weinig mogelijk handmatig wilt doen.
Tot de Ubuntu-familie behoren ook de desktop-smaken UbuntuGNOME, Kubuntu, Xubuntu, Lubuntu en speciale uitgaven zoals Ubuntu Studio, Mythbuntu en Edubuntu. Zelf geef ik de voorkeur aan Linux Mint boven Ubuntu.
Heb je enige ervaring opgedaan en vind je het geen probleem om zaken handmatig te configureren dan kun je denken aan Debian, Fedora, openSUSE, Mageia, PCLinuxOS, en Manjaro.
Tot de derde categorie reken ik Arch, Gentoo, Slackware en Linux From Stratch.
Het merendeel van de overige distributies is afgeleid van één van de bovenstaande, maar legt daarbij andere accenten. Zo is Manjaro gebaseerd op Arch. Het doel van Majaro is het bieden van een Arch-versie met een groter gebruikersgemak.
Populariteit
Zeker als je nog geen ervaring hebt met Linux is het verstandig dat je een populaire distributie kiest. Waarom? Populariteit staat synoniem voor een grote gebruikersgemeenschap en dus veel Linux-maatjes die je kunnen helpen met vragen en tips.
Hoewel de ranglijst van Distrowatch niet wetenschappelijk tot stand komt, geeft deze toch een goede indicatie van de populariteit van de verschillende distributies. De stoelen in de top vijf worden min of meer bezet door dezelfde deelnemers. Ze wisselen wel eens stuivertje, maar daar blijft het dan bij.
De meest opvallende wijzigingen in de top vijf van de laatste twee, drie jaar betreffen Linux Mint en Mageia. Vanwege Unity stapten velen over op een andere Ubuntu-smaak of keerden zich zelfs van Ubuntu af, terwijl Linux Mint met Cinnamon en MATE goede alternatieven voor GNOME heeft neergezet.
Het commerciële Mandriva worstelde bedrijfsmatig nogal met zijn businessmodel, wat zijn sporen naliet in de distro’s. Daarop besloten een aantal ontwikkelaars van Mandriva dat ze beter zelfstandig verder konden gaan. Mageia was geboren. In de tussentijd heeft Mageia de plek van Mandriva in de ranglijst overgenomen. De lancering van Mageia 4 staat voor aanstaande februari gepland.
Debian en Ubuntu zijn niet alleen populair voor bureautoepassingen maar ook voor servers. CentOS wordt eigenlijk vooral voor servers gebruikt. Elke Linux-distributie is trouwens per definitie geschikt voor zowel servers als desktops. Het verschil is dat bij servers het grafische gebruikersinterface achterwege wordt gelaten.
Hoewel ik dus zelf de voorkeur geef aan Linux Mint boven Ubuntu, ben ik wel van mening dat de laatste een beetje wordt benadeeld door de ranglijst van Distrowatch.
Net als Ubuntu kent ook Linux Mint verschillende desktopsmaken: Cinnamon, Xfce, KDE en MATE. In het geval van Linux Mint wordt bij het samenstellen van de ranglijst het gebruik van deze desktops bij elkaar opgeteld, terwijl de smaken van Ubuntu apart worden vermeld.
Voor de grap heb ik even de hits per dag van de Ubuntu-smaken bij elkaar opgeteld. Dan kom ik op een totaal van 4.391. Dat betekent dus dat Ubuntu toch nog een grotere populariteit geniet dan Linux Mint. Ere wie ere toekomt.